Informatie over de behandeling
De pols wordt gevormd door acht handwortelbeentjes, die in twee rijen zijn gegroepeerd. De handwortelbeentjes zijn onderling verbonden door middel van gewrichtsbanden, die de gewrichten tussen de handwortelbeentjes verstevigen. Door een val of een ander ongeluk kunnen die banden verrekken of zelfs afscheuren (SL laesie). Ook kan een van de handwortelbeentjes breken. De botjes liggen dan niet meer mooi naast elkaar en op den duur kan dit slijtage in de pols veroorzaken.
Slijtage in de pols geeft pijnklachten, zwelling en een verminderde beweeglijkheid. Deze klachten kunnen u in uw dagelijks leven en tijdens uw werk beperken.
Wanneer een deel van het gewricht in de pols tussen het spaakbeen en het maanvormig botje nog goed is, kan de pols gedeeltelijk vastgezet worden. We verbinden dan vier botjes van de handwortel met behulp van een ronde plaat of met titanium nietjes of pennen, zodat deze botjes aan elkaar groeien. We noemen dit LCTH-fusie of Four Corner arthrodese. Op die manier wordt het versleten deel van de pols ontlast.
Handtherapie bij een LCTH-fusie
Voor de operatie wordt de beweeglijkheid en kracht van uw pols gemeten, zodat we na de operatie goed weten waar we tijdens de revalidatie extra aandacht aan moeten schenken.
Na een LCTH-fusie volgt een intensief traject van handtherapie.
Na de operatie zit uw pols in een gipsverband. U moet meteen beginnen met het bewegen van uw vingers. Het vocht (oedeem) dat na de operatie in de hand zit, wordt daardoor sneller afgevoerd. Bovendien blijven de pezen zo soepel door het operatiegebied glijden.
Na twee weken krijgt u een nieuw gips. Weer twee weken later maakt de ergotherapeut een ondersteunende spalk die doorloopt tot aan de onderarm. De vingers en de duim worden vrijgelaten.
De eerste vier weken draagt u deze spalk continu, behalve tijdens het oefenen. Daarna wordt het dragen van de spalk afgebouwd en draagt u hem alleen nog bij activiteiten waarbij kracht nodig is. Dit houdt bijvoorbeeld in dat u de eerste zes tot acht weken, ook in verband met de verzekering, nog niet mag autorijden.
Vanaf het moment dat de spalk is gemaakt, wordt onder leiding van de fysiotherapeut gestart met oefenen. In eerste instantie gaan we samen oefeningen voor uw pols en vingers doen. In het begin zijn de oefeningen erop gericht om uw arm en hand voorzichtig opnieuw beweeglijk te maken. Na ongeveer zes weken zijn de botten goed aan elkaar gegroeid en kan begonnen worden met het intensief oefenen van de beweeglijkheid en van de kracht; eventueel met behulp van mobiliserende handgrepen. Ook worden er oefeningen gedaan om de kracht in uw pols en hand te vergroten. We gebruiken hiervoor een opbouwend spierversterkend en stabiliserend polsprogramma. Er wordt in het eerste stadium gebruikt gemaakt van bijvoorbeeld Theraputty, een elastisch kneedmateriaal, en van gewichten van verschillende zwaarte. In een later stadium doen we krachttraining voor de gehele arm waarbij ook fitnessapparatuur wordt ingezet.
De gehele revalidatie neemt gemiddeld zes maanden in beslag, gerekend vanaf de operatie. Na drie maanden is de pols meestal weer zo hersteld dat u uw werkzaamheden kunt hervatten. Dit hangt uiteraard ook af van het werk dat u doet.
Over het algemeen verliest u bij een LCTH-fusie ongeveer 50% van de normale beweeglijkheid en lukt het om 70% van de oorspronkelijke knijpkracht terug te oefenen. Omdat het niet meer volledig kunnen bewegen van de pols blijvende gevolgen heeft voor de handfunctie, oefent u met de ergotherapeut ook uw dagelijkse functies. De ergotherapeut kan samen met u bekijken of en waar aanpassingen nodig zijn.
De metingen die voor de operatie gedaan zijn, worden herhaald na drie maanden, na zes maanden en na een jaar. Op deze manier krijgen we een goede indruk van uw herstel.
Contact
Wilt u een consultafspraak maken of meer informatie hebben. Bel dan ons informatiecentrum.
Neem telefonisch contact op: |
|